900 jaar
Norbertijnen in de Merode
Wereldwijd vierden de norbertijnen in 2021 hun 900-jarig bestaan. Ook hier in landschapspark de Merode stichtten ze 2 abdijen, in Tongerlo en Averbode. De stempel die ze op het landschap drukten, is zo groot dat je tot op de dag van vandaag overal hun sporen ziet, in het landschap en in het vele cultureel erfgoed. Om die reden kon landschapspark de Merode vzw deze 900ste verjaardag niet zomaar laten passeren. Er werd een thematisch toeristisch wandel- en fietsaanbod uitgewerkt en zijn tal van activiteiten georganiseerd. En het jubileumfeest gaat nog een tijdje door. De abdijen van Tongerlo en Averbode zullen respectievelijk in 2030 en 2034 stilstaan bij hun 900-jarig bestaan. Meer info over het aanbod rond de norbertijnen in de Merode en nog veel meer vind je op bezoekdemerode.be.
› Norbertus, stichter van de ‘Orde van Prémontré’
› De abdij van Tongerlo
› De abdij van Averbode
Norbertus, stichter van de ‘Orde van Prémontré’
De orde van de norbertijnen werd gesticht door Norbertus van Gennep, zoon van een adellijke familie. Nadat hij, althans volgens de legende, van zijn paard viel door een blikseminslag, wijdde hij zich aan de prediking overeenkomstig de idealen van de Gregoriaanse hervorming en wist zo veel volgelingen rond zich te verzamelen.
Tijdens één van zijn pelgrimstochten kwam hij in contact met Bartholomeus, de bisschop van Laon, die hem onder zijn hoede nam. Deze verleende hem de toelating voor de oprichting van een nieuwe kloostergemeenschap. In 1120 stichtte hij zijn eerste klooster in Prémontré, op een twintigtal kilometer van Laon in het noorden van Frankrijk. De orde van de norbertijnen was geboren.
Heel snel breidden de kloosters zich uit in de Lage Landen. In 1124 trok Norbertus naar Antwerpen, waar de Sint-Michielsabdij ontstond. Van hieruit werden de abdijen van Tongerlo (1130) en van Averbode (1134) gesticht. Later verspreidde de orde zich over het Duitse Rijk, Engeland, Schotland, Spanje, Oost-Europa en zelfs buiten Europa.
Norbertijnen en norbertinessen leven in eenvoud en wijden zich aan studie en gebed, handenarbeid en maatschappelijk engagement. Een zelfvoorzienende manier van leven werd gaandeweg een fundamenteel aspect van de orde. Hierdoor werden de norbertijnen minder afhankelijk van grote schenkingen van leken. Aan het witte habijt dat de kloosterlingen dragen, als teken van soberheid, hebben ze hun bijnaam witheren te danken.
Vandaag is de orde een federatie van 39 zelfstandige canonieën van mannelijke religieuzen met ruim 1100 leden. Hiernaast zijn er ongeveer 250 norbertinessen in een tiental gemeenschappen.
De abdij van Tongerlo
De abdij van Tongerlo werd gesticht in 1130 en is de oudste van de twee abdijen in het Merodegebied. Via schenkingen verwierf de abdij tal van bezittingen: hoeves, molens, huizen en gronden. Om zelfvoorzienend te zijn, verbouwden de kloosterlingen graan, wijn, kweekten vis in zelf aangelegde vijvers en teelden groenten in de kloostertuin. Ook bezaten ze een uitgebreide veestapel, waaronder koeien, varkens, schapen, kippen en duiven.
Molens zoals de Beddermolen dienden om graan te malen voor brood en om mout te maken, voor het brouwen van bier en voor het vee.
De hoeves en gronden verpachtten ze ook aan de omwonenden. Enkele van die pachthoeven bestaan nog steeds, zoals de Steinehoeve of de Spikdorenhoeve in Westerlo.
In 1163 verwierf de abdij een enorme schenking in Diest: de Sint-Sulpitiuskerk, een hoeve, 4 woonhuizen, de volledige tienden en de helft van de molens. Zo groeide de abdij doorheen de eeuwen uit tot een zeer invloedrijke kloostergemeenschap. Op haar hoogtepunt bezat de abdij 41 parochies.
Een bijzondere bloeitijd was de Bourgondische en Habsburgse periode. In 1425 lag de abdij mee aan de basis van de oprichting van de universiteit van Leuven.
Gedurende de 16e eeuw werd de abdij ook aanzienlijk uitgebreid met een nieuwe ziekenafdeling, een gastenverblijf en een slaapzaal. Voor de noden van de parochie werd een kerkje gebouwd. Uit deze tijd dateert ook de muur rondom het abdijdomein van 13 ha.
In 1525 gaf abt Antoon Tsgrooten de start voor de verbouwing van de romaanse abdijkerk, de refter en de bibliotheek. Een nieuwe kloostergang moest de kerk verbinden met de kloostergebouwen. De bouwwerken duurden liefst dertig jaar. In 1545 kocht de abdij een replica van het ‘Laatste Avondmaal’, vermoedelijk vervaardigd door Leonardo da Vinci, of één van zijn leerlingen, rond 1500. Dit schilderij is nu te bezichtigen in het museum van de abdij.
De Franse Revolutie betekende het einde van de abdij. In 1796 werd het kloosterleven bij wet verboden. De abdij van Tongerlo werd ontbonden en openbaar verkocht. De norbertijnen slaagden er nog wel in om gedeelten van het archief, de liturgische voorwerpen en andere kostbaarheden onder te brengen bij abdijpachters, omwonenden en in het buitenland. Zo kon een groot deel van hun erfenis gered worden. De kerk werd door de nieuwe eigenaar volledig afgebroken.
Na de onafhankelijkheid van België in 1830 konden de abdijen herleven. Een tiental jaren later kocht Evermodus Backx, de nieuwe overste van Tongerlo, een groot deel van de abdijsite terug en nam de gemeenschap het kloosterleven weer op. Nog eens tien jaar later werd ook het andere deel van de site teruggekocht. De neogotische kerk die je vandaag ziet, stamt uit deze tijd.
De abdij moest wel op zoek naar nieuwe bronnen van inkomsten. Daartoe werd in 1864 een eerste drukkerij opgericht. Ook met een boerderij, land- en tuinbouw werd het abdijleven ondersteund. Een brand in 1929 en de Tweede Wereldoorlog zorgde nogmaals voor heel wat schade, maar de heropbouw in de jaren nadien leidde opnieuw tot een bloeiende gemeenschap van meer dan 200 kloosterlingen.
Momenteel telt de abdijgemeenschap 29 leden waarvan er 12 in de abdij wonen. Voor de lokale (kerk)gemeenschap wil zij een onthalende functie vervullen en een oase van stilte, rust en religieus leven aanbieden.
ABDIJ VAN AVERBODE
Voor er van de abdij van Averbode gesproken werd, was er op de natuurlijke heuvelrug al een kapel van de benedictijnenabdij van Sint-Truiden. Omstreeks 1134 nam Arnold II, graaf van Loon, het initiatief om op deze plek een klooster op te richten volgens de levenswijze van Norbertus van Gennep. Hij schonk de omliggende gronden en de kerk van Tessenderlo als een eerste financiële inkomstenbron.
De eerste kloosterlingen kwamen wellicht uit de Sint-Michielsabdij van Antwerpen. In het begin was het een dubbelklooster, net zoals de abdij van Tongerlo, maar in de 13de eeuw werden de dubbelkloosters opgesplitst. De norbertinessen van Averbode vestigden zich in Keizerbosch nabij Roermond (NL), maar bleven wel onder beheer van de abt van Averbode.
De abdij verwierf steeds meer landbouweigendommen, de zogenaamde ‘uithoven’, en daarmee groeide ook haar invloed. In de 14e eeuw had ze het patronaatsrecht in 27 parochies. Doordat het beheer over de uithoven steeds moeilijker werd, schakelde de abdij van Averbode over op een systeem waarbij boeren voor een periode van zes jaar een stuk grond pachtten. Met de opbrengsten kon de abdij het onderhoud van de abdij financieren, alsook de bouw van hoeves, kapellen, molens en refugiehuizen en de armenzorg.
Hoewel er uit deze tijd geen geschreven of iconografische bronnen bewaard zijn over de abdijgebouwen zelf, zijn er wel verwijzingen naar de opfrissing van het interieur van de romaanse kerk, de bouw van een tweede refter – één waar ook vlees mocht gegeten worden en waar gepraat mocht worden – en naar de bouw van het nog bestaande poortgebouw. Een abdij met een zekere omvang mag hier wel verondersteld worden.
De 15de eeuw was voor de abdij van Averbode een minder succesvolle periode dan voor Tongerlo. De abdij kende een aantal tegenslagen van politieke en militaire aard. Een brand na een blikseminslag bracht zware schade toe aan de kerk, de abdijgebouwen en de schatkamer van de sacristie.
Na een bloeiperiode zorgden rondtrekkende troepen op het einde van de 16de eeuw opnieuw voor vernielingen. Ook de pest sloeg toe en dunde de kloostergemeenschap uit.
In de 17de eeuw brak er met abt Valentijns een nieuwe bloeiperiode aan. Deze kloosteroverste gaf de opdracht tot de herstelling van tal van hoeves, molens en pastorieën en liet een draaipoort installeren aan de grote poort om de site beter te beschermen. In 1650 gaf abt Vaes opdracht om alle eigendommen van de abdij op te meten en in kaart te brengen. Dit kaartboek is nog steeds een cruciale bron van informatie!
Kroon op het werk was de bouw van de nieuwe abdijkerk. Als bouwmateriaal koos men voor de lokale ijzerzandsteen die werd gewonnen uit een groeve in Langdorp, witsteen voor de buitenmuren en blauwe hardsteen van Ecaussines voor de afwerking. De kerk werd acht jaar na de start van de werken in gebruik genomen op 11 juli 1672.
De Franse Revolutie en het opheffingsbesluit van kloostergemeenschappen trof ook de abdij van Averbode. De paters werden verdreven en de eigendommen verkocht. In 1802 kocht broeder Ignatius Carleer de abdij terug. De abdijkerk die gespaard was gebleven omdat ze werd erkend als parochiekerk, kon opnieuw gelovigen ontvangen. Toch kon pas in 1834 de abdijgemeenschap terugkeren. Na een moeizame start leefde de abdij weer op. Een duidelijk teken van haar bloei was de ingebruikname van het monumentale Loretorgel in 1858, op dat moment het grootste romantische kerkorgel van België. Niet veel later vertrokken ook de eerste missionarissen op vraag van paus Leo XIII vanuit Averbode naar Brazilië (1896).
1885 was het begin van een lange drukkers- en uitgeverstraditie. Die is te danken aan de aartsbroederschap die in 1885 in de abdij ontstond uit het ‘Mariaal Genootschap van Onze-Lieve-Vrouw van het Heilig Hart’.
Die vereniging liet aanvankelijk gebedsprentjes drukken op een kleine drukpers, maar begon al snel met een eigen maandblad ‘de bode van Onze-Lieve-Vrouw van het Heilig Hart’. Daarvoor werden nieuwe, grotere persen aangekocht. Gaandeweg groeide deze activiteit uit tot de bekende drukkerij en uitgeverij van Averbode. Lange tijd was ze zelfs de grootste werkgever van de streek. De uitgeverij is nog steeds marktleider voor educatieve tijdschriften en is vooral voor iedereen bekend dankzij Zonnekind, Zonnestraal en Zonnestraal.
De aartsbroederschap was trouwens een zeer succesvolle vereniging. Ze heeft er mee voor gezorgd dat Averbode op korte tijd uitgroeide tot een drukbezocht bedevaartsoord. Aan de voet van de abdij ontstond aan de voet van de abdij een nieuwe buurt, volledig afgestemd op het bedevaarttoerisme.
In 1942 werd de abdij door een zware brand nog een laatste keer gedeeltelijk vernietigd, maar nadien weer opgebouwd.
In 2014 startte de abdij met de productie en verkoop van bier, brood en kaas. De producten vonden hun vaste verkoopplaats in het Belevingscentrum ‘Het Moment’ dat sinds 1 mei 2016 geopend is. De zaak herbergt een winkel, bakkerij en abdijcafé met microbrouwerij.